Gruwels, grotten en gebergte

16 februari 2019 - Vientiane, Laos

Dirtroad

Dirtroad

Als er iets is wat zijn naam eer aan doet, is het de weg die we fietsen om vanuit het Bolavenplateau weer op de hoofdweg uit te komen. Een weg gemaakt van stof. Het is de droge tijd in Laos en het heeft al maanden niet geregend. Deze weg bestaat uit een basis van keiharde klei, die in het regenseizoen door slippende wielen tot diepe kommen is gevormd, bedekt met een 10 cm dikke laag heel fijn stof. Als je even van de fiets afstapt verdwijnt je voet alsof je in oranje poedersneeuw stapt. Oranje rook kringelt traag op tot aan je knie. We zoeken de zijkant van de weg op, soms een spoor naast de weg, als we een dorpje passeren of een rubberplantage. Dat is lekker want daar is de grond egaler en er is schaduw. Soms een iets harder gootje, maar dat is dan meteen weer een wasbord, zodat je alle kanten op stuitert. Ons fietswiel schiet van richel naar richel en heeft nauwelijks houvast. We hebben geen idee hoe lang dit gaat duren. Na 8 km denken we het ergste gehad te hebben. Gelukkig we kunnen ergens soep eten. 

De dame van het winkeltje begint met het stof van de stoelen en tafel af te vegen. Totdat de volgende vrachtauto voorbij komt, want dan moet je echt je ogen dichtknijpen. Ook de brommertjes en de dokdoks laten een wolk stof achter, die maar heel langzaam neerdaalt. Maar wat blijkt: we moeten nog 37km van deze weg! Er is geen alternatief. 

Het is een helse tocht; alsof we in een oorlogsgebied terecht zijn gekomen. Uiteindelijk bereiken we de bewoonde wereld en een hotel met badkamer (waarin een enorme spin, dat kon er ook nog wel bij) Met één keer douchen krijg je het stof echt niet uit de plooien van je huid. Het zit in onze neuzen, onze oren, haren, onze derailleurs, onze tassen, onze poriën. Volgende keer beter de route checken. ..

Gruwels

We fietsen een karst gebergte in. Steile rotsen verrijzen om ons heen. Dit nationale park is rijk aan bossen en watervallen, maar vooral aan natuurlijke grotten. Bij elke grot die we betreden is er weer even de rilling wat we tegen zullen komen in de donkere spelonken.

We zitten vlak bij de grens met Vietnam en zien steeds vaker de typerende rieten punt hoeden en bijbehorende tafelmanieren (smakken en boeren). Op een kleine markt op een open plek langs de weg, verkopen de boeren in de omgeving hun waren, groente en fruit. We zien enorme vissen, uitgestald op een plank, die naar adem liggen te happen. Naast de inmiddels bekende manden met kikkers, padden en slangen zijn hier ook weer allerlei vreemde beesten te koop. Als we dichterbij komen met ons telefoontje, verstopt men ze gauw onder doeken of onder de schort. Eerst denk ik dat het schaamte is voor de armoe - als je ratten eet, heb je het niet breed-, maar we mogen best kijken blijkt, alleen geen foto's maken. Stropen zal hier wel verboden zijn, in dit nationale park. 

Een oude, tanige vrouw plukt de vacht van een zwart pelsdier,  dat ze steeds even onderdompelt in een pan kokend water. Het diertje heeft een opgeblazen buik en lange, pluizige staart, die ze er in  één keer aftrekt Een beetje misselijk stappen we weer op de fiets. 

We maken een schitterende tocht door dit dunbevolkte gebied. Langs een onafzienbaar stuwmeer, met talloze kleine eilandjes er in, waar s avonds kikkers een oorverdovend concert aanheffen. In de ochtendnevel op de pas begroeten we een aantal enorme buddhas, uitgehakt uit de rotsen langs de weg. Hier zijn de kinderen nog enthousiaster dan elders. 'Falang, falang!', roepen ze naar elkaar. Daarna begroeten ze ons met een 'sabaidee', hello of goodbye. Als ze op hun fietsje naar school rijden, proberen ze ons zo lang mogelijk bij te houden, staande op de trappers.

Gandalf in de grot

De westerse toerist die Laos bezoekt, is meestal jong, Frans, rokend, luidruchtig, met lang haar en veel tattoos. Als we weer iemand half naakt op een brommer zien zitten, zeggen we tegen elkaar: falang. We komen falang tegen als we Kong Lor bezoeken, een dorpje dat 40km in een vallei ligt, waar een rivier onder een berg doorloopt. De attractie is om met een bootje dat riviertje te volgen en uit de komen in een 'hidden valley'. Een kaartje kost meer dan een goeie hotelkamer. 

Het toerisme is als manna in deze arme streek. In de velden horen we het geklipklop van nieuwe huisjes die getimmerd worden. Vrijwel alle kinderen gaan naar school. De minderheden lijken daar niet van te profiteren, we zien hen nog steeds met doeken bedekt, klein en donker, met rieten manden op de rug langs de weg lopen, meestal op blote voeten. 

Na 300 meter het kabaal en de stank van de buitenboordmotoren in de galmende grot doorstaan te hebben, vraag ik de bootsman of hij mij terug wil brengen. Dit ga ik niet 7,5 km doorstaan. Dan maar geen hidden valey. Later zie ik de foto's wel die Raymond mee terug neemt. De volgende dag fietsen we samen de velden in.  Zo'n 10 km buiten het dorp zou nog een grot zijn, 'waarvan niemand ooit het einde heeft gezien', volgens de dorpelingen. Langs een zanderig pad, langs wat boerderijtjes, bereiken we een rotswand, die honderden meters steil omhoog gaat. Onder de wand hangen enorme druipssteen formaties. Vele spleten in de rots doen de ingang vermoeden, maar de echte grot moet beginnen waar een droge rivierbedding loopt onder de wand doorloopt. Behalve twee verdwaalde geiten is hier niemand. 

Tropische planten en overhangende struiken groeien langs de rotswand. De ingang van de grot doet onze adem stokken. Het lijkt wel een kathedraal. Door de wijde opening valt een spookachtig licht tot ver in de grot. We lopen als kleine kinderen met open mond naar binnen, over de zanderige bodem. Enorme stalactieten en stalagmieten hebben zich hier gevormd in de vele miljoenen jaren die de rivier nodig had om zich een weg te banen door de rots. Op de zachte piepjes van de vleermuizen na, is het hier helemaal stil. Doodstil. Elke fluistering echoot terug via de oprijzende rotswanden om ons heen. Ik zie Raymond met zijn zaklamp, als een soort Gandalf in Moria, in de enorme muil van de grot verdwijnen. Nee, hier gaan wij het einde ook niet van ontdekken, maar deze beelden en indrukken zal ik nooit vergeten. 

Inmiddels hebben we het karst gebergte achter ons gelaten, na een klim van 500 meter tussen de 15 en 22 procent. Op naar de hoofdstad Vientiane, waar we ons visum moeten verlengen voordat we het tweede deel van onze reis -Noord Laos en Luang Prabang- kunnen beginnen.

Foto’s

4 Reacties

  1. Anita van Soest:
    16 februari 2019
    Wat een mooie reis fijn om mee te beleven Stoer en goed geschreven.
  2. Frank:
    16 februari 2019
    Leuk om dankzij jullie mooie verhaal weer even terug te zijn in Laos. Oorverdovend kwakende kikkers en hardnekkig rood stof, het valt niet mee voor een ‘falang’. Sabaidee!
  3. Ankie:
    16 februari 2019
    Prachtig avontuur weer. Een dirtroad die bijna een stairway to heaven wordt en Raymond die in Gandalf verandert. Opgezocht wat een karstgebergte is en ik vind ze prachtig! Met zulke spannende reisverhalen vraag ik me af of Nederland niet te netjes aangeharkt gaat worden voor Raymond en Femke.
    Hier "im Westen nichts neues"......of je moet interesse hebben dat ze de Albert Heijn 10 dagen gesloten hebben voor een klipklop-beurt.
    Hierbij van mij een digitale H. Christoffel, de patroonheilige voor reizigers. Even een oude traditie van stal halen voor bescherming, verstuurd over het internet. De wereld is fantastisch.
  4. Robinetta De Roode:
    17 februari 2019
    Wat een indrukwekkende verhalen en foto's weer. Leuk om te lezen, lieve Femke en Raymond.
    Take care en geniet ook van het tweede deel van jullie reis! Dikke kussen, Robinetta